15 oktober 2009 - Over Wuzhan en de mores op de snelweg

Jim en Vic hebben hun draai inmiddels gevonden in de mini-compound en zijn nu dikke maatjes met de ‘overburen’ Clint (10) en Kevin (7). En dat komt goed uit. Want tijdens de vroegtijdige herfstvakantie (waarin ook de zestigste verjaardag van de Peoples Republic of China viel en het hele land op drift was), hebben de boys eindeloos met elkaar gespeeld.
Natuurlijk was het bij de nieuwe vrienden véél leuker want zij hebben een moeder die van een vrije opvoeding houdt. De Wii-computer mocht permanent aan (zij hebben niet drie spelletjes, zoals wij, maar vijftien); bovendien stond de snoeppot de hele dag open. Ik zag Jim en Vic dan ook steeds voorbij lopen met lolly’s in de hand of grote kauwgomballen in de mond, die het praten vrijwel onmogelijk maakten.
Maar de grootste attractie was het hondje Poha, dat van een gruwelijke dierenmarkt is geplukt. Poha werd iedere ochtend om half zes uitgelaten en Vic hoefde maar een blafje te horen of stormde zijn bed uit om buiten te spelen. Vervolgens nam hij zijn vrienden mee naar boven om een dierentuin van playmobiel te maken. Om hem én onszelf iets meer rust te gunnen, hebben we een extra slot op de deur gezet.
Halverwege de vakantie verlangden we naar een dag zónder Clint, Kevin en Poha. Een optie was een excursie naar een van de eeuwenoude waterstadjes. Ze liggen op zo’n honderd kilometer afstand van Shanghai en vormen een lint dat door de provincie loopt. Het wordt ook wel het Venetië van China genoemd.
‘Misschien moet je er nú niet heen gaan; vanwege de vakantie is het overal nogal druk,’ waarschuwde Jack nog, de beheerder van onze compound. Maar de nood was hoog.
‘Kies dan tenminste voor Wuzhan, dat ligt verder van de stad af dus misschien valt het daar mee.’ Op dus naar Wuzhan met een gehuurde auto met chauffeur.
Meneer Ling leek me heel geschikt en het minibusje ook. Maar het navigatiesysteem was duidelijk van slag. Hoe meneer Ling het voor elkaar kreeg is me een raadsel, maar na drie kwartier kwamen we uit bij Ikea. De winkel ligt anderhalve kilometer van ons huis af.
Bert was een gewaarschuwd mens. Om verdere dwalingen te voorkomen hield hij de kaart op schoot en wees hij streng twee snelwegen aan die rechtstreeks naar Wuzhan liepen. De chauffeur lachte verontschuldigend: ‘not yet ready.’
De eindeloze heenweg leidde langs industriële vlaktes met opslaghallen zo groot dat de Amsterdamse binnenstad er makkelijk in zou passen. Maar ook langs rustige plattelandsdorpjes, sommigen met pluimvee boerderijen; de stallen waren gemaakt van riet en stro. De beesten konden er vrij in- en uit waggelen en zwemmen in speciale vijvers. Zo slecht hebben de Peking Ducks het hier dus nog niet, voordat ze aan het spit worden geregen.
Toen we na een uur of drie eindelijk aankwamen in Wuzhan, bleken we de enige bezoekers te zijn met een personenauto. De gigantische parkeerplaats stond bomvol touringcars, die het ergste deden vermoeden. But what the hell!! We waanden ons eindelijk in oud China en lieten ons graag meevoeren door de massa.
Wuzhan was mooi. Aan weerszijde van de kanalen, met halfronde bruggetjes, lagen charmante stenen huizen met gekrulde daken en terrassen die over het water uitkeken. Sommige bewoners hadden er bloementuinen van gemaakt. De roze bougainville vormde een mooi contrast met de oude, verweerde stenen. Chinese ‘gondels’ voeren af en aan met bezoekers.
Zoveel cultureel erfgoed is er niet meer over in China. Maar wat nog bestaat wordt gekoesterd en bewonderd en in stijl gerenoveerd. Zoals een wal die opnieuw was opgebouwd uit duizenden oude steentjes. Vermoedelijk met hulp van Europeanen. Want wonderlijk genoeg stonden alle bezienswaardigheden ook aangegeven in het Duits…zo konden we ook eine konditorei und dass Alten Bedden Museum bezoeken…
In de nauwe achterstraatjes kon je over de hoofden lopen. Wij maakten foto’s van de Chinezen en zij van ons. En tussendoor keken we ongeneerd binnen bij de lokale bewoners. Weer viel op hoe Spartaans Chinezen nog steeds leven. Zélf in Wuzhan dat altijd redelijk welvarend is geweest, dankzij de zijdehandel.
In de meeste huizen stond niet meer dan een kast, een ijskast, een tv en een houten tafel met houten stoelen. De muren waren kaal en de spaarlampen gaven een tl-buis achtig licht. In sommige kamers stond ook een bed, met een rieten matje in plaats van een matras.
Veel gezinnen, inclusief opa en oma, waren aan het lunchen met de tv aan. Of mensen speelden een potje kaart. Zoals twee bejaarde vrouwen, die op smalle houten bankjes zaten waarvan ik bilpijn kreeg door er alleen al naar te kijken.
Alle deuren en ramen stonden wagenwijd open. Ik heb het al van veel mensen gehoord: Chinezen kennen geen privacy. Ze zijn gewend om met een hele familie in een piepklein appartement of zelfs maar in één kamer te leven en vaak worden de wc’s, keukens en badkamers met ander gezinnen gedeeld. Dus nee, de bewoners van Wuzhan stoorden zich niet aan de onophoudelijke stroom pottenkijkers, maar gingen rustig hun gang.
Behalve veel ouderwetse winkeltjes met ambachtelijke producten - mooi verpakte lekkernijen die we niet thuis konden brengen - troffen we ook nog het nodige dierenleed aan. Op de stoep lag een puppy te stuiptrekken. Iemand had er een bordje rijst bij gezet maar het was al te laat. Zou die nou ook in de pan belanden? Vroeg ik me af. Of ontspringen zieke dieren de dans?
En om de hoek bij een restaurant zat een vrouw, geknield op straat, met een groot mes een vis schoon te maken die nog aan het spartelen was. Terwijl ze de vis met haar ene hand in bedwang hield, sneed ze met haar andere hand eerst de kieuwen en daarna de kop er af. Het was een bloedige tafereel.
Hond en vis hebben op Jim (Vic was inmiddels bootje varen om de drukte te ontvluchten) nog de meeste indruk gemaakt.

Vreemd genoeg verliep de terugweg vlotter omdat grote delen snelweg richting Shanghai wél begaanbaar bleken te zijn. Maar het was een uitdaging. In China is het de gewoonste zaak van de wereld dat een bestuurder midden op de snelweg stopt bij een afslag, om te bellen, als hij niet zeker weet of hij die afslag moet nemen. Dus moesten we soms wel drie of vier auto’s ontwijken die opeens stilstonden.
Maar dat valt nog te overzien. Het wordt pas echt spannend als bestuurders de auto in de achteruitstand zetten, omdat ze een afslag hebben gemist. Ook dat komt regelmatig voor. Je moet hier dus altijd driedubbel op je qui vive zijn; het is een kamikaze actie om als onervaren westerling, zelf achter het stuur plaats te nemen.
Meneer Ling was als een paard die zijn stal rook en hij had opeens veel haast om thuis te komen. Maar dat viel niet mee omdat er duizend auto’s voor onze neus stonden, die ook allemaal tol moesten betalen. Luid toeterend switchte meneer Ling van de ene naar de andere ‘lane’ en scheerde hij rakelings langs touringcars en bussen.
Ik heb me slapende gehouden, om de kalmte te bewaren. Maar Bert heeft uiteindelijk het stuur vast gegrepen en meneer Ling gedwongen in een rechte baan te blijven. De thuiskomst was een opluchting.
Een paar dagen later kwam ik bij vrienden over de vloer die net de video vertoonden van een ander waterstadje. Ze hadden het bezocht een dag nadat de Chinese vakantie voorbij was. Het leek sprekend op Wuzhan, met dat verschil dat het er uitgestorven was. ‘Joh, we hebben het er heerlijk rustig gehad. En we waren er zo, binnen een uur. Er was geen kip op de weg!’