3 februari 2010 - Shanghainese topondernemers

De charmante Anfu Lu is bezaaid met mooie interieurzaken en hippe eettentjes maar hangt ook nog steeds vol wasgoed, dat er droogt aan de boomtakken. Stipt om 14:30 ontstaat er iedere middag een file van SUV’s.
Om meubels of cappucino’s is het de vrouwelijke bezoekers niet te doen. Ongeduldig hangen ze uit hun autoramen om te zien of HIJ al in aantocht is. Als er vanuit het niets opeens een man komt aanlopen, met een leren Marlboro tas kruislings omgehangen en een baseballpet op het hoofd, weten ze niet hoe snel ze uit de auto moeten springen. Als bijen die op de honing afkomen, zoemen de vrouwen om hem heen, terwijl hij een houten hut openmaakt die een meter breed is en hooguit twee meter diep. Meet the Uggsman! Een van de beste ondernemers van Shanghai.
Nadat hij en stapel dozen naar buiten heeft gesjouwd en een display met showmodellen, is het graaien geblazen. Want het lukt de Uggsman steeds weer om de nieuwste modellen te bemachtigen, die hij verkoopt voor de helft van de reguliere prijs.
Zijn het partijen met fabrieksfoutjes of die zogenaamd ‘van de vrachtwagen zijn gevallen’? Of is het goede namaak? Niemand weet het. Maar het doet er ook niet toe. Gretig plaatsen klanten bestellingen die ze de volgende dag ophalen, of kopen ze wat voorhanden is. Ik kan het weten, want ik ben een van hen.
Rondom de cirkel met hebberige vrouwen, vormt zich iedere middag ook een groep Chinese toeschouwers. Lachend slaan ze zich op de knieën, als een klant zonder blikken of blozen 100 euro betaalt voor een paar veredelde sloffen (een weekinkomen voor de gemiddelde Shanghainees). Met een mengeling van verbazing en bewondering zien ze hoe de Uggsman moeiteloos een fortuin verdient.
Zijn grootste fans zijn overigens zijn ouders, met tandeloze gebitten, die steeds weg worden gestuurd om nog meer dozen te halen, uit een nabijgelegen opslagruimte. Glunderend rennen ze heen en weer. Hun zoon is een held, want hij maakt de Chinese droom waar.
Een ander succesverhaal speelt zich op steenworp afstand af, op de Wulumuqi Lu. Daar zitten twee ‘groentevrouwtjes’ die zich zowaar hebben verdiept in de eetgewoontes van buitenlanders. En dus verkopen ze ook rucola, mozzarella, basilicum, parmezaanse kaas, crème fraiche, kappertjes, appelmoes en andere frivoliteiten uit het Westen.
Ik heb er zelfs een pak stroopwafels zien staan. En tot mijn stomme verbazing hadden ze ook pakketten Noorse Zalm en bevroren kabeljauw in voorraad. De prijzen zijn laag, het assortiment uitgebreid, ze zijn altijd open en alle buitenlanders uit de binnenstad komen er graag. Bovendien nemen de dames het begrip klantvriendelijkheid serieus. Toen ik laatst mijn portemonnee was vergeten, kreeg ik de zak groente toch mee. Op de pof. Pardon? Dat zou ik in Nederland niet hoeven te proberen.
De schrik sloeg me om het hart toen ik het zaakje onlangs aan een vriend wilde laten zien en het niet meer kon vinden. Ik moest zeker drie keer heen en weer fietsen langs de Wulumuqi Lu, toen het pas tot me doordrong dat de dames fors hadden uitgebreid. Ze hadden op een vrijdagavond een muurtje doorgetikt, want de winkel van de buren stond opeens leeg, en op zaterdagochtend was de groentezaak twee keer zo groot. Maar nog steeds verdringen Italianen, Fransen en Duitsers en Nederlanders zich voor de schappen.