De Volkskrant; 'Heil voor de Japanse keizer en discipline'; 12 februari 2008

Op de dag dat Japan het bestaan van de natie herdenkt, pleiten ultranationalisten tegen buitenlandse invloed en vóór meer nationale trots.

‘Het is vandaag precies 2668 jaar geleden dat keizer Jimmu de Japanse natie stichtte. Laten we de dappere voorouders herdenken die ons altijd beschermden tegen buitenlandse vijanden,’ roept een man in een blauw uniform door de microfoon. ‘Helaas verloren we de Tweede Wereldoorlog en onze trots; de sterke Japanse geest werd vernietigd door de Amerikaanse bezetter. Maar we gooien het roer om! We eren onze keizer en ons land. En staan stil bij onze eigen geschiedenis en cultuur!’
Kenkoku Kinen No Hi, heet in Japan de nationale feestdag in februari waarop het ontstaan van de Japanse natie wordt herdacht. Op deze stralende maandagmorgen verzamelen de busjes van de ultranationalistische groepering Douketsu Shya (Hetzelfde Bloed) zich op Hachiko Crossing in Tokio.
Op de daken staan grote luidsprekers. De ronkende retoriek van de sprekers die elkaar in rap tempo opvolgen, wordt afgewisseld met marsmuziek en nostalgische liederen. Groepsleden vouwen bannieren met leuzen uit: ‘Laat de geest van het volk herleven!’, ‘Heil voor de Keizer!’ en ‘We willen weer discipline in Japan!’ Het logo van Douketsu, een gele chrysant, siert de uniformen, de busjes en de bannieren. Toevallig is de chrysant ook het wapen van de Japanse keizerlijke familie.
Niet alleen mannen van middelbare leeftijd, ook de 23-jarige Kanetomo die binnenkort afstudeert aan de Kokushikan-universiteit houdt een vlammend betoog. Hij waarschuwt tegen een economische invasie van de Amerikanen. ‘Ze willen dat we steeds meer markten openstellen voor buitenlandse bedrijven. We moeten ons land daartegen beschermen. En niet zwichten voor Chinese en Amerikaanse druk op politiek en economisch gebied!’
De meeste voorbijgangers tonen geen enkele belangstelling maar een directeur van een middelbare school in Sendai die anoniem wil blijven, knikt goedkeurend.
‘De Japanse regering loopt aan de leiband van de Amerikanen maar behartigt ónze belangen niet,’ zegt hij. ‘Japanse gasvelden worden ten onrechte geclaimd door de Chinezen. Noord Korea en China vormen een reële militaire bedreiging. Maar de regering doet niets!’
Ultranationalisten hebben altijd bestaan in Japan. Eind negentiende eeuw koesterden ze de wens dat Japan een militaire macht van wereldniveau zou worden en werden ze op hun wenken bediend. De opmars in Azië kwam pas tot stilstand toen het Japanse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog vernietigend werd verslagen.
Onder toezicht van de Amerikaanse bezettingsmacht zwoeren de Japanners iedere vorm van militarisme af en ondertekenden ze een pacifistische grondwet. De oppermachtige keizer mocht alleen nog functioneren als een symbool van het volk. Japan kreeg een zelfverdedigingsmacht zónder bevoegdheden. Voor zijn verdediging werd het land afhankelijk van de Amerikanen die inmiddels overal legerbases hebben.
Gedesillusioneerde nationalisten werkten tijdens de Koude Oorlog nog samen met de Amerikanen om het communisme te bestrijden. Maar keerden zich tegen de voormalige bezetter toen diens militaire belangen toenamen in het land en de invloed van de Amerikaanse cultuur in Japan steeds groter werd.

Na de demonstratie op de Hachiko Crossing rijden de busjes van Douketsu Shya in colonne naar een parkje. Daar verzamelen zich een honderdtal sympathisanten die trouw zweren aan de keizer, ‘Banzai! Banzai! Banzai!’. Ze maken zich op voor een tocht door de stad. Inmiddels zijn er bijna net zoveel agenten op de been als demonstranten.
Niemand weet hoeveel ‘harde kern’ ultranationalisten er nog zijn. Schattingen van de regering lopen uiteen van vijfduizend tot twintigduizend. Ze zijn verspreid over tientallen splintergroeperingen. Ze pleiten voor het herstel van een strikte sociale orde met de keizer aan het hoofd, het weren van buitenlandse invloed en herleving van de nationale trots. Aan buitenlandse kritiek op de Japanse verheerlijking van de oorlogsgeschiedenis hebben ze geen boodschap.
Horoshi Kawahara (37), de leider van Douketsu, wimpelt de troostmeisjesaffaire en de massaslachting in de Chinese stad Nanking af met de mededeling dat feiten daarover worden gemanipuleerd door China en Zuid Korea.
Als de Japanse kampen in Indonesië ter sprake komen, waarin duizenden Nederlanders de dood vonden, kaatst hij de bal terug. ‘Ook de Verenigde Oost-Indische Compagnie heeft veel geweld gebruikt. Het Japanse leger heeft Indonesië bevrijd van zijn Nederlandse bezetter en dat is belangrijker dan de slachtoffers die daarbij zijn gevallen.’
Kawahara wil vooral dat de Bushido-spirit van de alom gerespecteerde Samoeraistrijders herleeft in Japan. Zij stonden voor deugden als dapperheid, respect, loyaliteit en eergevoel. ‘Wij zijn teveel verwijderd geraakt van onze roots door buitenlandse invloeden en het naoorlogse systeem. Alle barrières die de Amerikanen hebben opgeworpen moeten worden verwijderd; ook de constitutie.’
Als de demonstranten zich vervolgens met wapperende vlaggen door de binnenstad begeven, scanderen ze leuzen als ‘wij zullen een nieuw Japan creëren!’ en ‘weg met de mensen die misbruik maken van ons land!’ Van de gezichten van de omstanders valt een mengeling van gêne en verwondering af te lezen.
De architect Yoshio Koganezawa (25), schudt zijn hoofd. ‘Het is belangrijk om trots te zijn op je land en ik vind het pijnlijk dat veel Japanners dat niet zijn. Maar de aanpak van deze mensen werkt averechts.’